Mieren

De meeste mieren zijn zwart of bruin, maar ook gele, rode, groene, zilvergrijze en goudkleurige soorten komen voor. Een mier heeft, net als de meeste andere insecten, voelsprieten op haar kop, wat haar voornaamste zintuig is en waarmee ze kan ruiken en voelen. De meeste mierensoorten hebben ogen, maar in het donkere nest zijn deze niet erg nuttig.
Zoals alle insecten hebben mieren een in drieën verdeeld lichaam en drie paar poten. Qua lichaamsbouw lijken mieren erg op wespen, alleen zijn ze vaak kleiner, hebben ze geen vleugels en hebben ze een klein vierde lichaamsdeel tussen borststuk en achterlijf (de schub bij schubmieren of de knoop bij knoopmieren). Alleen de koningin en de mannetjes hebben vleugels, die ze gebruiken om de zogenoemde bruidsvlucht te maken. In Nederland en België gebeurt dit meestal rond de maand augustus; dan zien we de vliegende mieren.
De aanvankelijk gevleugelde koningin verliest na de bruidsvlucht haar vleugels en begint een nieuwe kolonie met vleugelloze werksters.

Mierencommunicatie verloopt hoofdzakelijk door middel van geurstoffen, ook wel feromonen genoemd.

Veel mieren gebruiken feromonensporen om de weg terug naar huis te vinden. Zo kan een voedselverzamelaar die voedsel vindt, een spoor op de grond achterlaten. Op die manier kan hij aan andere voedselverzamelaars laten weten waar voedsel te vinden is.

Mieren gebruiken bijvoorbeeld de geur van koolwaterstoffen, die als een soort laag op hun huid zitten, om te kunnen herkennen tot welke kolonie ze behoren. Als een individu het nest binnenkomt met de verkeerde samenstelling van deze koolwaterstoffen, zal deze (hardhandig) verwijderd worden.

 

Ongediertebestrijding Assen; Beestachtig goed!